Rondbanjeren in Rijsel! De Noord-Franse stad Lille stond al een tijdje op mijn lijstje en wel specifiek om twee musea: Villa Cavrois en Musée La Piscine.
Maar als je zondagavond aankomt (kwam even zo uit) en de musea op maandag gesloten zijn, moet je wat anders doen. En laat ik dat nou een van de leukste dingen vinden om te doen: door een ‘nieuwe’ stad banjeren (en dan met name op de architectuur letten) en foto’s maken, om deze aan het eind van de dag te bewerken en alle openstaande vragen die ik had te researchen. De site PSS Maps bleek van onschatbare waarde bij deze rondgang langs Lille’s moderne architectuur.
Ik had geen specifieke dingen die ik wilde zien, maar ik zat centraal, het was prachtig weer en ik laat me graag verrassen. Ik hoefde bovendien niet ver te gaan om getriggered te worden. Direct tegenover mijn hotel stonden namelijk twee gebouwen die mij direct intrigeerden. Een ervan ging ik uitgebreider bekijken na een hapje eten in de stad. Er stonden hekken rond grote delen van het leegstaande gebouw en netten hielden zelfs delen van de gevel bijeen. Tussen twee pilaren door zag ik nog een stukje van een standbeeld. Het bleek een triptiek op een poortachtige bouwwerk te zijn van ene R. Porro uit 1986. (Hoogstwaarschijnlijk de Cubaans architect Ricardo Porro, die ook als beeldhouwer actief was.) Geen idee wat het moest voorstellen, maar de beweging die het suggereerde was fascinerend. Het stond op een rond binnenterrein van wat ooit het Hôtel du département du Nord was (diverse architecten, 1986-1990).
Het grote kantoorcomplex, dat zelfs een weg overbrugt, is een typisch voorbeeld van postmoderne architectuur. Niet helemaal mijn stijl, maar dat het afgebroken gaat worden vind ik toch wel zonde. Kijk goed en er valt genoeg te genieten.
Hoogtepunten
Toen ik aan het sculptuur een tweet wijdde en deze liet volgen door nog een over het gebouw zelf, besloot ik een ‘Lillearchitectuurdraadje’ te maken. En deze post is daar weer een uitvloeisel van; eentje waarin de foto’s die ik met mijn telefoon maakte een keer de hoofdrol vervullen.
Op een steenworp afstand van ‘du Nord’ staat het Cité administrative (Becker-Brunot-Laprade-Ménil), in drie fases gebouwd in de periode 1955-1971. Vanaf mijn hotelbalkon had ik ook hierop een goed uitzicht. Het hoge, ranke, L-vormige gebouw heeft een betonstructuur met hiertussen bakstenen – iets wat je eerder bij fabrieksgebouwen aantreft. Het werkt hier heel goed, hoewel het mij eerder aan een (studenten)flat dan aan een overheidsgebouw doet denken.
Die eerste zondagavond was een ander hoogtepunt (letterlijk!) de toren van de Hôtel de ville de Lille (Émile Dubuisson, 1932) waar ik toevallig langs liep. Wow! Werelderfgoed – het is een van de 56 torens in België en Frankrijk die door UNESCO zijn opgenomen – en dat is compleet terecht. Met 104 meter is het zelfs de hoogste civiele belfort van Europe. Beetje art deco, maar het ontwerp grijpt zeker ook terug naar oudere stijlen.
Minstens zo interessant – zeker door het contrast in stijlen – is het modernistische, brute complex wat tegenover de belfort is gebouwd. De Résidence du Beffroi (Lagarde-Rignols-Willerval, 1965) bestaat uit twee L-vormige flats met winkels op de begane grond. Het omsluit een binnenterrein/plein en deze opzet is schijnbaar geïnspireerd op het San Marcoplein in Venetië!
20e eeuwse architectuur
In het centrum van Lille stuit je op het ene na het andere prachtige, eeuwenoude gebouw. Maar ik heb nu eenmaal een liefde voor 20e eeuwse architectuur, dus viel mijn oog al snel op twee kleine panden die twee beeldbepalende stijlen van begin vorige eeuw vertegenwoordigen. En laten ze nou ook beide het woord goud in hun naam hebben.
Au Pélican d’Or (Marcel Desmet & René Doutrelong, 1928) was het eerste gebouw dat mijn opviel. Het ranke winkelpand met scherp puntdak, met een gestileerde peilkaan erin, werd gebouwd als café-hotel voor brasserie du Pélican.
Een paar minuten later – ik zat met een kopje koffie op een terras – bleek ik pal tegenover À La Cloche d’Or (architect onbekend, 1906) te zitten. De typische zwierige vormentaal van de art nouveau is onmiskenbaar.
Ik stuitte op iets totaal anders op een plein omringd door statige gebouwen: het verzonken in de grond liggende metrostation République – Beaux-Arts (Gilles Neveux, 1983). Het is in feite een brutalistisch amfitheater. Er lopen hoogstwaarschijnlijk genoeg christenen daar beneden rond, dus gooi er wat leeuwen in en het plaatje is compleet!
Het plein heette oorspronkelijk alleen République, maar nadat het destijds wat vervallen Palais des Beaux-Arts de Lille grondig onder handen was genomen en wel een boost kon gebruiken werd de naam aangepast. Het museum van Édouard Bérard en Fernand Delmas uit 1892 – een van de grootste in Frankrijk – kreeg onder andere een uitbreiding met een opvallende reflecterende gevelwand (Ibos & Vitart, 1997).
Résidence Jacquard is ontworpen door Claude Lesur en is gebouwd in 1977. In de periode 2018-2022 werd het complex uitgebreid en kreeg het de hedendaagse karakteristieke gevel met golvende stalen linten. Een heel verschil met vroeger.
Als tussendoortje een luchtbrug, iets waar ik een zwak voor heb. Deze in de Rue Arnould de Vuez, die twee panden van Crédit Mutuel verbindt, mag er wezen.
Achter mijn hotel bleek een interessant straatje te liggen. Het eerste gebouw dat me opviel in de Rue Charles Debierre bestond uit een beetje saaie blokkendozen, maar deze crèche (Jordan-Lys-Vergnaud, 1976) bleek prachtige keramieke gevels te hebben.
Het stilistische contrast met het er tegenover gelegen Église Saint-Sauveur (François-Joseph Delemer, 1902) was groot. Een beetje creepy is de neo-Byzantine kerk wel…
Baksteenexpressionisme
Eerder op de dag had ik een ander prachtgebouw gezien. Baksteen art deco! 😍 Een voormalige telefooncentrale van de P.T.T. (René Delannoy, 1930): het Bureau Central Téléphonique Automatique Faidherbe. Als baksteenliefhebber gaat mijn hart hier sneller van kloppen!
Aan de Rue Charles Debierre stuitte ik op een ander baksteenexpressief gebouw van de P.T.T. Mijn vermoeden dat ook dit een ontwerp van Rene Delannoy zou kunnen zijn bleek te kloppen. Het Centre des chèques postaux (Postkantoor Cheque Centrum) is van 1933.
Hier zie je het gebouw rechts, met in het midden op de achtergrond de toren van de Église Saint-Sauveur en de belfort van de Hôtel de ville de Lille. Links nog een prachtig baksteengebouw. De ontwerper? Charles Delannoy! Niet voor de P.T.T. dit keer, maar de Universiteit van Lille. Deze Faculté de Médecine kwam in 1937 gereed.
Toen ik erachter kwam dat er op redelijke afstand van mijn hotel nóg een P.T.T. gebouw stond van de hand van Delannoy, wederom een telefooncentrale, moest ik die natuurlijk even uitchecken. Het grote Bureau Central Téléphonique Interurbain (het beslaat een compleet blok) werd in 1926 opgeleverd.
Villa Cavrois en Musée La Piscine
Villa Cavrois (Robert Mallet-Stevens, 1932) is een fantastische modernistische villa, die ons Nederlanders waarschijnlijk snel aan Dudok doet denken.
De nieuwe iPhone, en met name de groothoeklens, liet zich meteen van zijn goede kant zien bij het fotograferen van met name het interieur. De ‘echte’ camera (Sony RX100 IV) bleef vandaag zo goed als op zak (de spiegelreflex was sowieso al thuisgebleven), dus alle volgende foto’s zijn met de telefoon gemaakt.
Ik wist niet dat de villa zo’n postapocalyptische aanblik had nadat de familie het in 1985 had verlaten en de nieuwe eigenaar het liet verslonzen. Goed dus dat de staat het in 2001 kocht, al is in het proces een deel van het landgoed verkocht om hier villa’s op te zetten. Het verhaal van de restauratie (die 12 jaar duurde) is reuze interessant en wordt in een documentaire die in de kelder werd vertoond mooi uit de doeken gedaan. Ik zou een aparte post aan deze villa kunnen wijden, maar zal hier volstaan met enkele van mijn favoriete elementen, opgedeeld in ex- en interieur.
Niet heel ver van Villa Cavrois, in Roubaix, staat La Piscine: musée d’art et d’industrie André-Diligent. Het museum is gevestigd in een voormalige art deco zwembad en badhuis, een ontwerp van Albert Baert dat in 1932 open ging.
Ik miste wel wat structuur en duiding in de presentaties en ook waren Engelstalige bijschriften bij de enorme hoeveelheid beelden en schilderijen geen overbodige luxe geweest. Niettemin: ik heb prachtig dingen gezien en het gebouw zelf is om van te smullen.
Tenslotte dit kantoorgebouw niet ver van Villa Cavrois. Iets zegt mij dat de architect een fan van Jaws is…